Sociale zekerheid en flexibele arbeidsmarkt

Sociale vangnetten voor werkenden met een flexibel arbeidsverband: de huidige balans

De Algemene Rekenkamer deed vergelijkend onderzoek naar de eigen vangnetten van zelfstandigen en werknemers met flexibele of vaste contracten. Hiervoor zijn de data geanalyseerd van alle bijna 8 miljoen werkenden gedurende 8 jaar (2010 tot en met 2017). Zo is een groep in beeld gebracht van 1,9 miljoen mensen die de meeste van deze jaren een hoofdinkomen hadden uit tijdelijke arbeidscontracten. 1,2 miljoen mensen hadden de meeste van deze jaren een hoofdinkomen uit zelfstandig ondernemerschap.

Waarom onderzochten wij dit?

Met dit onderzoek wil de Algemene Rekenkamer een bijdrage leveren aan het debat over flexibilisering van de arbeidsmarkt en sociale zekerheid voor werkenden. Dit debat heeft begin dit jaar een nieuwe impuls gekregen door adviezen van de commissie-Borstlap en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. In zijn reactie hierop (11 november 2020) zegt het kabinet voorbereidingen te treffen waardoor het volgende kabinet deze adviezen verder kan oppakken.

Wat zijn de belangrijkste conclusies?

Een vijfde van de 1,9 miljoen werknemers met flexibele arbeidscontracten heeft geen vermogen of werkende partner om op te kunnen terugvallen bij inkomensverlies. Juist deze werknemers, die op tijdelijke contracten werken of hun geld verdienen als uitzend- of oproepkracht, hebben zo’n buffer het hardst nodig. Zij krijgen veel vaker dan de 4,8 miljoen werknemers met een vaste baan te maken met perioden van werkloosheid.

Het onderzoek geeft meer inzicht in de samenstelling van de groep van 1,9 miljoen werknemers met flexibele contracten. Vergeleken met zelfstandigen en vaste werknemers zijn zij vaak zeer jong. Het merendeel van de werknemers met een flexibel contract is jonger dan 35 jaar. Toch is het niet zo dat jongeren hun carrière nu eenmaal vaak beginnen met een flexibel contract en zonder buffers en vanzelf het verschil met vaste werknemers en zelfstandigen inhalen.

Van de werknemers met flexibele contracten is 20% tussen de 35 en 65 jaar oud. Deze 800.000 werknemers verdienen structureel hun inkomen met tijdelijke contracten. Zij bouwen ook consequent minder buffers op dan hun leeftijdsgenoten met een vast contract of een eigen onderneming. Van hen hebben er 135.000 geen eigen middelen om inkomensverlies op te vangen en ook geen werkende partner.