Kantige basterdwederik, een gewone soort.

Inleiding en aanleiding

Er is een basterdwederik die iedereen wel kent, alleen heeft die een aparte naam, namelijk Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum). Het is een zeer harige basterdwederik die aan waterkanten en op andere natte plaatsen is te vinden. Omdat deze soort op ruderale plekken kan groeien, ook redelijk wat schaduw kan hebben, de voorkeur heeft voor voedselrijke grond en het niets uitmaakt of die wat zuur is of juist niet, vind je deze soort ook vaak in de stad. Iedereen kent deze soort en dus kent iedereen een basterdwederik.

Maar ik wil het niet over deze soort hebben maar over een familielid: de Kantige basterdwederik (Epilobium tetragonum). Deze soort is zo mogelijk nog algemener dan Harig wilgenroosje. Zeker in de stad waar hij op straat altijd wel te vinden is, Op droge en zonnige plekken als dwergplant. Maar ook in stegen en aan de voet van muren is hij heel algemeen. Maar vanwege het kleine en vaak tengere formaat valt Kantige basterdwederik niet zo op, De bescheiden bloei helpt ook niet. Dus wil ik hem hier voor het voetlicht brengen.

De naam basterdwederik slaat op het blad dat lijkt op die van wederik. Grote wederik (Lysimachia vulgaris) werd vroeger medicinaal gebruikt en het was blijkbaar nodig om te benadrukken dat blad van basterdwederik niet het echte ‘spul’ was. De wetenschappelijke naam komt van epi lob ion = op een hauw een viooltje. Waar dit op slaat wordt later uitgelegd.

Kantige basterdwederik met bloemen op een lang vruchtbeginsel. Foto: Peter Meininger

De ‘look-a-likes’ van Kantige basterdwederik

Maar voordat ik verder ga met Kantige basterdwederik moet ik het over de andere basterdwederikken hebben. Er zijn, naast de twee al genoemde soorten, nog zes andere familieleden. Nieuwkomers en bastaarden sla ik even over. Een viertal daarvan komen ook in de stad voor. Een ervan is goed te herkennen. Dat is Viltige – of Kleinbloemige basterdwederik (Epilobium parviflorum). Die lijkt sterk op Harig wilgenroosje, is bijna net zo fors, alleen zijn de bloemen veel kleiner en mist hij de lange haren van Harig wilgenroosje. De stengels zijn wel dicht bedekt met korte haren.

De Beklierde, Bleke en de Bergbasterdwederik (E. ciliatum, E. roseum en E. montanum) zijn ook in de stad aan te treffen en zijn lastig van elkaar en van de Kantige basterdwederik te onderscheiden. Zeker als ze niet bloeien. Daar ga ik in deze blog niet verder op in aangezien de Kantige basterdwederik verreweg het vaakst wordt aangetroffen. Voor de liefhebber verwijs ik voor het onderscheid van deze soorten naar de determinatiehulp op de verspreidingsatlas (zie de link onderaan)

De stengel van Kantige basterdwederik met twee van de vier richels. Foto: Peter Meininger

Eindelijk: de Kantige basterdwederik

Dus de meest algemene basterdwederik in de stad is de kantige, een soort die te vinden is aan de voet van schaduwrijke muren, in vochtige stegen, aan de randen van vochtige bosschages en langs waterkanten. Hoewel een vochtliefhebber, zijn er dwergexemplaren te vinden op zongeblakerde parkeerterreinen, braaklanden en weinig belopen stoepen. Gebrek aan concurrentie laat dus zien dat de ecologische flexibiliteit enorm is, maar het optimum van deze soort, waar deze het meest concurrentiekrachtig is, zijn toch wel de licht beschaduwde voedselrijke vochtige gronden.

Een bossig uitgegroeide Kantige Basterdwederik. Foto Peter Meininger

Kantige basterdwederik is tot een kleine meter groot, met tegenoverstaand en kort getand blad. De bloeiwijze is een ijle tros. De bloem heeft vier roze kroonblaadjes, vier tot acht millimeter lang, die op een centimeters lang vruchtbeginsel staan. Vandaar epi lob ion: op een hauw een viooltje. Zo’n langwerpig vruchtbeginsel is een kenmerk van de teunisbloemfamilie waartoe de basterdwederiken behoren. Het kantige slaat op de vier lijsten die op de stengel voorkomen. Het zijn heel lage, soms nauwelijks, zichtbare richels. De soort kan heel klein of tenger zijn, maar kan ook tot een flinke bos uitgroeien. Kortom een plastische soort.

De ijle bloeitros van Kantige Basterdwederik. Foto Peter Meininger

Op het moment dat de vruchten rijp zijn splijten ze van boven open en komen de zaden vrij. Aan de top van het zaad zit een kuif van lange haren die het zaad helpen verspreiden. Het pluis is dan opvallend zichtbaar, maar de planten zijn dan vaak gedeeltelijk verdroogd en veel blad kwijt. Dus valt de plant niet meer op dan tijdens de bloei.

Opengespleten zaaddoos met rijpe zaden met pluisharen. Foto: Hanneke Waller

Het verhaal van de Kantige basterdwederik

Ik heb Kantige basterdwederik voor deze blog gekozen omdat ik eens een algemene soort wilde behandelen waar niet iets bijzonders mee aan de hand is. Maar ja, aan elke soort kleeft wel een verhaal. Bij het nalezen van de beschrijving van deze soort in de Oecologische Flora uit 1987 in deel 2 pag. 233, kwam ik iets tegen. Het volgende zinnetje: “Zijn onmiskenbare uitbreiding verdient nader onderzoek.” was geheel onverwacht. Goed, er zijn veel meer soorten die zich de laatste jaren hebben uitgebreid. Maar dit betreft een tijdvak van vóór de jaren tachtig van de vorige eeuw en dus is het wel atypisch vroeg.

Toen ik de verspreidingsgegevens op de verspreidingsatlas.nl wat nader bestudeerde viel het me op dat vooral in de provincies Utrecht en Drenthe de verspreiding fors toenam, maar wel binnen de provinciegrenzen. Dat is onmiskenbaar een waarnemerseffect, maar het hoe en waarom is me een raadsel. Er werd niet alleen in deze twee provincies geïnventariseerd en je hebt toch geen bijzondere kennis of vaardigheden nodig om deze soort te herkennen? Of werden alleen in deze twee provincies ‘gewone’ soorten gedaan? Dit is dus niet alleen een gekke constatering maar ook een les dat wat we aan gegevens hebben mensenwerk is. Dat wat we weten over verspreiding is altijd beïnvloed door menselijke meeteffecten.

Ik heb vier tijdsperioden afgebeeld. De eerste drie om de toename te illustreren.
Linksboven:1925-1954. Rechtsboven:1955-1984. Linksonder 1985-2014.
En als vierde rechtsonder 1965 -1994 om het waarnemerseffect goed te laten zien.

Bronnen

De Nederlande Oecologische Flora Deel 2
Auteur: E.J. Weeda
1987 ISBN 9789063010195 304 pagina’s
De link naar de determinatiesleutel: Determinatiehulp Basterdwederiken – Epilobiums