Direct naar artikelinhoud
ecologie

Onkruid vergaat niet? Onkruid bestaat niet! Vooral in de stad wordt het groeisel omarmd

De kijk op ‘ongewenste’ gewassen is gestaag aan het veranderen. Vooral in de stad, waar onkruid door het leven gaat als ‘stoepplantjes’, het groen van de toekomst. 

Onkruid vergaat niet? Onkruid bestaat niet! Vooral in de stad wordt het groeisel omarmd
Beeld Hilde Harshagen

Dit zijn de namen: bijvoet, witte krodde, zwaluwtong, stippelganzenvoet, viltganzerik, zilverschoon. Wie ze bedacht heeft, is onbekend, maar het moet een romantische ziel zijn geweest die zulke poëtische namen gaf aan het meest verdoemde groen uit de natuur: onkruid.

Onkruid vergaat niet, luidt het gezegde, maar die wetenschap is aan herziening toe. Onkruid bestaat niet, is het nieuwe credo. Want wie er oog voor heeft, kan er niet omheen: het denken over onkruid is aan het veranderen onder tuiniers en andere groenvingerigen.

Wat is onkruid precies? Op Wageningen University & Research (WUR) hanteert Marleen Riemens, onderzoeker open teelten en teamleider gewasgezondheid, een even heldere als vage definitie: ‘Onkruid is elke plant die ongewenst is op de tijd en plek waar die voorkomt.’ Geen soortenlijst dus, maar een omschrijving op basis van nut of functie. Dat is lang anders geweest: in de landbouw was elke andere plant dan het verbouwde gewas een stoorzender en dus ongewenst.

Zo min mogelijk bestrijdingsmiddelen

Juist die kijk is gestaag aan het veranderen, zegt Riemens. Het Handboek Onkruidkunde (naar de gelijknamige toenmalige vakgroep aan de universiteit) uit de jaren negentig ging nog vrijwel louter over bestrijden met chemische middelen, de goedkoopste en efficiëntste manier van verdelgen. Inmiddels is de vakgroep omgedoopt tot Centre for Crop Systems Analysis.  Dat onderzoekt nu vooral hoe ongewenste planten kunnen worden bestreden met zo min mogelijk chemische bestrijdingsmiddelen.

De boer strijdt tegen twee groepen onkruid. Eenjarigen, die zich meestal vermenigvuldigen door zaad, zoals straatgras, muur en ganzenvoet. Daarnaast zijn er de meerjarige planten, die zich ondergronds, via de wortelstok, verspreiden. Bekende soorten zijn akkermelkdistel, heermoes en kweekgras.

Op kleigrond staan doorgaans minder soorten onkruid dan op zandgrond. Op de eerste zijn enkele tientallen soorten algemeen, op zandgrond steken met gemak op één perceel zo’n veertig tot vijftig soorten de kop op. Riemens: ‘Soorten als straatgras, muur en ganzenvoet vind je bijna overal.’

Zo min mogelijk bestrijdingsmiddelen
Beeld Hilde Harshagen

Ook buiten de landbouwsector is de nieuwe kijk zichtbaar. Waar het woord ‘onkruid’ ook voor de gemiddelde burger steevast een negatieve lading had, duikt sinds een paar jaar steeds vaker de term ‘stoepplantjes’ op. De groene sprietjes en bloemetjes die vanzelf opduiken tussen straatklinkers en stoeptegels, worden nu gekoesterd. Bewust beleid van de auteurs van de Zakgids Stoepplanten, vorig jaar juni verschenen onder auspiciën van de Leidse Hortus Botanicus. Uit hun voorwoord: ‘Onkruid klinkt wat negatief. Daarom introduceerden we het neutralere woord ‘stoepplantjes’. Waar ze hinderlijk zijn, moeten ze natuurlijk weggewied. Maar staan de stoepplantjes niet in de weg, laat ze dan staan; ze helpen de stad vergroenen.’

Het bredere verhaal

‘De framing ‘stoepplantjes’ doet de stadsflora tekort; urbane flora is een volwassen onderwerp. Waarom niet gewoon ‘stoepplanten’’, vraagt Ton Denters, urbaan ecoloog, strategisch adviseur bij het ingenieursbureau van de gemeente Amsterdam én auteur van de aantrekkelijke gids Stadsflora van de lage landen. Liever spreekt hij van ‘gewildgroei’.  ‘Het gaat mij om het bredere verhaal.’

Dat bredere verhaal is de herwaardering van ‘onkruid’. Die is wat Denters betreft al even bezig (al in 1994 publiceerde hij zijn gids Van muurbloem tot straatmadelief), maar ook hij ziet een duidelijke versnelling de laatste tijd. ‘In Amsterdam, maar evenzo in andere steden, wordt onkruid – waaronder zestig Rode Lijstsoorten – als waardevol gezien. De gemeente zet zich in voor het behoud én ontwikkeling van deze rijkdom.’

Het is geen toeval dat de aandacht voor ‘stoepplantjes’ zich vooral uitstrekt tot stadsnatuur. ‘Driekwart van de Nederlandse wilde planten staat in steden’, zegt Ton Denters. ‘Ik schat dat een kwart daarvan door stedelingen ook mooi wordt gevonden. Het onkruid promoveert dan tot sierplant, die mensen best in de tuin zouden willen hebben. De stad staat tegenwoordig vol met dergelijke beauty’s als groot kaasjeskruid of muurfijnstraal.’

Als hij een favoriet moet noemen, zegt hij: rode schijnspurrie. ‘Die vind je in veel steden. Meestal houdt-ie z’n bloemkroon dicht, maar ergens in de middag, als er veel zon is, opent hij mooie felrode bloemen. Prachtig om te laten zien.’

Wat hij maar zeggen wil: wilde flora in de stad stelt veel meer voor dan we lang dachten of vonden. ‘Stadsflora kan een belangrijke bijdrage leveren aan het toekomstproof houden van de stad. Er groeien veel soorten die met het klimaat mee opschuiven naar ons toe. Stadsflora, en daarmee ook zogenaamd onkruid, is het groen van de toekomst.’

Biodiversiteit

‘Onkruid levert een niet onbelangrijke bijdrage aan de biodiversiteit’, zegt ook Ben Vollaard, universitair hoofddocent economie aan de Tilburgse universiteit. ‘Die moet het niet hebben van het buitengebied. Daar is natuur eigenlijk grotendeels doods, er leeft weinig anders dan gras en de gewassen die boeren verbouwen. Bewoonde gebieden worden zo steeds belangrijker voor de biodiversiteit.’

Vollaard bedacht een project dat is begonnen in samenwerking met NRC Handelsblad: De wilde tuin. In korte tijd meldden zich zo’n achtduizend lezers aan na de oproep om een vierkante meter van hun tuin of balkon een jaar lang onbewerkt te laten, om te zien wat daar gebeurt. Die respons tekent de hipheid van het thema al.

De uitkomst van het experiment is voorspelbaar: er gaat van alles groeien. Onkruid, vooral. Afhankelijk van de bodemsoort, de directe omgeving en lokale stikstofdepositie zullen de resultaten verschillen. Dat is de kracht van de natuur: stort een hoop zand langs een snelweg en binnen een paar weken bloeien er klaprozen, paardebloemen of andere wilde planten die kwamen aanwaaien of waarvan het zaad zich door omploegen na jaren ineens kon ontkiemen. Toch is dat niet waar het experiment – financieel gesteund door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) – om gaat, zegt Vollaard. ‘We willen ook onderzoeken wat dit met mensen doet en of de negatieve associatie van onkruid verandert door deze ervaring.’

Biodiversiteit
Beeld Hilde Harshagen

Die negatieve associatie komt voort uit onze volkscultuur, denkt Vollaard. Nederlanders zijn een proper volkje, alles moet netjes aangeharkt. Zie het gemiddelde streng betegelde voortuintje in een willekeurige vinexwijk en je weet wat Vollaard bedoelt.

‘In een enquête onder de deelnemers hebben we gevraagd wat ze denken dat de buren ervan zouden vinden als je al je paardebloemen in de tuin liet staan. Vier van de vijf deelnemers denken dat de buren dat zouden afkeuren. Maar dat is een geloof, een aanname. Het zou best kunnen dat als je erover praat met de buren, het best meevalt. Zo kunnen die normen langzaam verschuiven. Ons doel is niet actiegericht, maar wel het bevragen van de norm rondom onkruid.’

Schadelijke soorten

Is onkruid dan alleen maar lief en onschuldig? Nee, dat ook niet. Oogstverliezen door onkruiden bedragen wereldwijd ongeveer 9 procent, becijferde Louis Schoonhoven, emeritus hoogleraar entomologie van Wageningen Universiteit, eens.

Verschillende soorten kunnen schadelijk zijn voor (melk)vee, wanneer dat vrij rondloopt in de wei. Op de site van de diergezondheidsdienst staat sinds 2014 een (naar eigen zeggen niet complete) lijst van planten die giftig zijn voor landbouwhuisdieren. Van de 21 zijn er 19 ‘gevaarlijk tot zeer giftig’ voor rundvee, vooral wanneer de dieren kunnen grazen langs slootkanten waar soorten als gevlekte scheerling en waterscheerling voorkomen. Een beruchte gifplant is ook jacobskruid, dat zelfs in gedroogde vorm in het hooi nog giftig blijft. Tot de ziekteverschijnselen horen onder meer braakneigingen, diarree, speeksel en trillen.

Schadelijke soorten
Beeld Hilde Harshagen

Dichter bij huis kan ook de hond gevaar lopen door het eten van planten. Bello kan zelfs overlijden na het eten van de zeer giftige herfsttijloos, die colchicine bevat. Gelukkig is die plant zeer zeldzaam. Maar ook de pontische rododendron, taxus, vingerhoedskruid en de gele monnikskap kunnen fataal zijn.

Behalve eindeloos wieden is er veel tegen onkruid te doen. De klassieke weg is chemische bestrijding, met hulp van gifstoffen dus. Die manier is omstreden, omdat de verdelging nooit ophoudt bij het doel alleen. De schadelijke gevolgen van veel chemische bestrijdingsmiddelen, en de opeenhoping ervan, zijn nog lang niet voldoende onderzocht, er komen steeds meer signalen dat de mens – laat staan andere organismen – er ernstige gevolgen van kunnen ondervinden.

Heermoes en akkerdistels

De oorlog tegen onkruid kan ook worden gevoerd met de tactiek van de verschroeide aarde. In de fik steken dus, het onkruid met vlammenwerpers te lijf. Ook kevers, mieren, duizendpoten, pissebedden en al het andere kleine gedierte behoren dan tot de slachtoffers die een oorlog altijd vergt. De bekende tuinschrijver Romke van de Kaa is er geen voorstander van, schrijft hij: ‘Nu zullen sommigen dat een bijkomend voordeel vinden – er is zelfs een website waarop de onkruidbrander als mierenverdelger wordt aanbevolen. Je kunt er ook dierenbeulen mee in de fik steken, zou ik zeggen.’

Het is trouwens een stuk minder effectief dan chemische middelen, schrijft Van de Kaa: ‘Heermoes en akkerdistels bijvoorbeeld staan een paar weken na het branden alweer parmantig boven de grond.’

Dan rest ‘borstelen’: met een staalborstel al of niet mechanisch het gras tussen stenen wegschrapen. Een helse klus, aldus Van de Kaa: ‘Een prima middel tegen obesitas, maar het is lastig om er onkruid blijvend mee weg te krijgen.’

Ook huis-, tuin- en keukenmiddeltjes als azijn, chloor of zout worden trouwens afgeraden. Als ze werken, is het te goed: zout onttrekt water uit élke plant, chloor en azijn vernietigen al het leven in de bodem, en verzuren daarmee elk tuinplezier.

Heermoes en akkerdistels
Beeld Hilde Harshagen

Wat is dan wel de oplossing?

De wetenschap is er nog niet uit. Marleen Riemens van de WUR: ‘We zijn helaas nog niet zover dat we alle onkruidbestrijdingsmiddelen geheel kunnen vervangen. Dan blijft het ouderwetse handwieden over. Dat vergt tijd en geld. Er is wel vooruitgang: er zijn nu wiedbedden, waarop mensen liggend kunnen werken. Idealiter zouden robots dit precisiewerk overnemen. Daar wordt aan gewerkt, maar herkenning van plantensoorten, of een opkomend steeltje daarvan, is nog altijd heel moeilijk voor een machine. Er zit perspectief in, maar we zijn er nog niet.’

Tot die tijd rest tuiniers die niet tot drastische maatregelen willen overgaan, vooral berusting. ‘Ga niet strijden met het zevenblad, maar integreer het in je leven’, luidt een haast therapeutisch zinnetje in een recent Onkruidboek.

‘Beetje mos of tussen je tegels? Laat lekker staan’

Of leer anders kijken. Zoals Katja Staring, ambassadeur van ‘groen tuinieren’ en auteur van natuurtuinboeken. Aan de rand van Tilburg beheert ze een ‘veldlaboratorium’, waar ze bijvoorbeeld eetbare tulpen verbouwt. ‘Gecontroleerd loslaten’ is haar formule. ‘Als je onkruid helemaal z’n gang zou laten gaan, wordt je tuin in de kortste keren overwoekerd. Dat wil ik ook niet. Maar je kunt wel vaker de natuur eerst z’n gang laten gaan en zien wat er gebeurt. Een beetje mos of ander groen tussen je tegels? Laat het lekker staan, het is belangrijk voor zandbijen, mieren en andere insecten.’

Dat doet Staring zelf dus ook. ‘Onkruid is deel van een keten. Als je brandnetel weghaalt, kunnen vlinders als de atalanta en dagpauwoog hun eitjes niet kwijt. Bovendien is brandnetel nuttig: er zitten eiwitten in en brandnetelthee voert afvalstoffen af. Zodra je dat weet, kijk je anders naar die brandnetel.’

Sinds de burgermens tuiniert (ongeveer sinds de 19de eeuw) heeft die gewerkt met het idee van ‘een maakbaar systeem dat aan vooraf bepaalde processen moet voldoen’, zegt Staring. Met als gevolg ‘een ecologisch drama, waarin biodiversiteit verdwenen is’. Staring: ‘Ik denk dat nu de tijd van het loslaten is begonnen en dat ecologie weer belangrijk wordt. Daar is het omarmen van onkruid onderdeel van.’

Gepassioneerd kan zij verhalen over onkruid. Vraag haar naar een favoriet en de namen rollen uit haar mond. ‘Paardebloem! Wist je dat er vierduizend soorten van bestaan? Alleen in Nederland al duizend.’ Of neem de dagkoekoeksbloem, met die mooie rozige bloem. Of nee: klaver! Robertskruid! En de teunisbloem. Even later: ‘De distel is ook een van mijn favorieten. Het is de dinosauriër onder het onkruid en ziet eruit als een oerplant. In mijn tuin kreeg ik daardoor de koninginnepage, een bijzondere vlinder. Je zou wel gek zijn die distel dan weg te halen.’

De term ‘onkruid’

Waar komt de term ‘onkruid’ vandaan? Dat is moeilijk te achterhalen, maar dat die eeuwenoud is, staat vast. De term komt voor in een bijbel uit 1526, in Matteüs 13:15: ‘Maer doen die lieden sliepen, zo quam zijn viandt ende saeyde oncruyt onder dye tarwe, ende ginc daer af.’ Oftewel: ‘Terwijl de mensen sliepen, kwam hun vijand onkruid tussen het graan zaaien en vertrok weer.’

Dat was foute boel, want onkruid was ook toen al het grote kwaad. In de archieven van Delpher.nl, een service van de Koninklijke Bibliotheek waar eeuwen drukwerk digitaal bewaard wordt, dateert een van de eerste vermeldingen in een Nederlandse krant uit 1799. In een advertentie in de Oprechte Haarlemse Courant looft de Nationale Nederlandse Huishoudelijke Maatschappij een premie uit van een gouden medaille of 25 dukaten voor wie uitsluitsel kan geven over de vraag welke kruiden schadelijk zijn voor rundvee. Van tijd tot tijd bleken ‘runderbeeften’ te zijn gestorven na het eten van vermoedelijk giftig onkruid. De Maatschappij wilde zo te weten komen welke kruiden het zijn, hoe ze te bestrijden zijn en welke middelen het rundvee zouden kunnen helpen tegen de vergiftiging.

Verder lezen:

Reinhard Witt & Katrin Kaltofen: Het Onkruidboek – Natuurlijk onderhoud in de praktijk. KNNV Uitgeverij, € 17,95

Ton Denters: Stadsflora van de lage landen. Fontaine uitgevers. € 34,99

Suze Peters, Lotte Stekelenburg & Caroline Zeevat: Onkruidboek. Uitgeverij Trichis, € 22,95

Voor (groen)boeken van Katja Staring: dailygreeninspiration.nl en avontuurlijktuinieren.nl