Mossen op een Deens dak

Natuur op de stoep: mossen

Hortus botanicus Leiden
28-AUG-2022 - Overal in de stad zijn mossen te vinden, zelfs in een droge zomer als deze. In de Leidse Hortus wordt het mossenbed in de Systeemtuin momenteel opgeknapt. Zo is het straks een prachtige plek om meer te leren over mossen, en een ideaal startpunt om op zoek te gaan naar mossen in de tuin en in de stad.

In oktober dit jaar gaat het HiddenBiodiversity project van start. Er zijn een heleboel partijen aangesloten en de taken zijn verdeeld. De Hortus is één van die partijen en wij gaan ons bezighouden met mossen en korstmossen. Daar weten we nog weinig van, maar gelukkig start er in oktober een PhD-kandidaat die zich gaat specialiseren in mossen en korstmossen. De renovatie van het mossenbed in onze Systeemtuin door vrijwilliger Ronald Flipphi is een goede voorbereiding. Dat wordt een mooie plek om bezoekers meer te vertellen, als start van een speurtocht naar mossen binnen en buiten de Hortus.

Mossenbed in de Systeemtuin van de Leidse HortusLevermos, te vinden in het mossenbed en in de stad

Vier compartimenten

Het mossenvak van de Systeemtuin in de Hortus botanicus van Leiden is in november 2021 vernieuwd. Er zijn nu vier compartimenten met hun eigen grondsoort: veen, zand, mergel en klei. Elk compartiment heeft een bult en een diep deel waarin altijd water staat. De kolonisatie door de mossen verloopt langzaam en heeft een geduchte tegenstander: de merel. Later in dit bericht meer hierover.

VeenmosWaterveenmos

Plasje

Om zo snel mogelijk iets te kunnen laten zien zijn enkele soorten aangebracht. We hebben een paar turven die al begroeid waren met haarmos verwerkt in het veen. In het plasje hebben we een toef waterveenmos gedaan en het watervorkje vormt er inmiddels een paar felgroene drijvende matjes. In het zandcompartiment heeft het watervorkje het water verlaten, maar het groeit hier inmiddels op het kleddernatte zand.

Het watervorkje vormt felgroene matjesStudie watervorkje

 

In het mergelcompartiment liggen twee grote vuurstenen die al begroeid waren met een slaapmos. Het oppervlak van het zand is nu aaneengekit door een laagje algen, waar hopelijk de sporen van andere mossoorten in zullen kiemen. In het kleicompartiment groeit gedraaid knikmos, de eerste spontane vestiging die we zien. Dit topkapselmosje met groene, geknikte kapseltjes is een alleskunner, die ook als stoepplantje te vinden is. 

Topkapselmos

Weelderige mosgroei op een Deens dak

Onderhoud

Ruig haarmos, studie door Laura van der Pluijm, honours stagiaire bij de Hortus

Het onderhoud van het mosvak is intensiever dan je zou denken. Uit de plasjes vissen we elke week wel wat kroos of kroosvaren. In de stukken die boven het water uitsteken, komt  steeds weer greppelrus op. Maar onze grootste tegenstander is de merel. Die wacht tot er geen publiek meer is in de Hortus, om vervolgens met veel enthousiasme de turfbrokjes alle kanten op te gooien. Dat hadden we natuurlijk kunnen weten. Jan Wolkers, die graag de Hortus bezocht, heeft er indertijd nog een kort verhaal over geschreven in de bundel Junival. Om zijn moeder te verrassen met haar vijfendertigste verjaardag, had hij om half vijf ‘s morgens een kaal stuk grond onder de perenboom uitgevlakt en daarop met stroken mos de tekst 'LEVE MOEDER' neergelegd. Toen hij z’n moeder uit bed had horen gaan om ontbijt te maken, sloop hij achter haar aan. Toen ze naar buiten keek, hoorde Jan tot zijn teleurstelling z’n moeder mompelen: “Wat is dat nou voor rommel”. De merel had de stroken mos weggegooid in de hoop daaronder wormen en insecten aan te treffen.

Verwantschappen

Het doel van de Systeemtuin is om de verwantschappen tussen de plantensoorten te laten zien. Alle landplanten stammen af van een groep zoetwaterwieren. De eerste aftakking van de landplanten zijn de mossen. Mossen hebben twee generaties. Die zijn goed te zien bij het haarmos. De bebladerde mosplantjes staan met hechtdraden verankerd. Aan de top van het mosplantje ontstaat een komvormige krans blaadjes met daarin de geslachtsorgaantjes. De bevruchte eicel groeit vervolgens uit tot een onbebladerd steeltje met aan het eind een kapseltje, dat is afgedekt met een soort mutsje dat ervan afvalt als de sporen in het kapseltje rijp zijn. De bovenkant van het kapseltje wordt afgesloten door een aantal tanden, die bij droogte echter naar buiten buigen waardoor de sporen weg kunnen zweven met de wind. Daaruit kunnen dan nieuwe mosplantjes ontstaan.

Tekst en foto's: Ronald Flipphi, Hortus botanicus Leiden
Illustraties: Laura van der Pluijm